19 december 2011

Omdat 'ie zo geweldig is.


Op de verjaardag van de hagedis zaten de hommel en de horzel naast elkaar aan de lange, fraai versieerde tafel.
'Hoe gaat het met jou?' vroeg de hommel, terwijl hij een honingpunt naar zijn mond bracht.
'Somber,' zei de horzel.
'O ja?' vroeg de hommel, terwijl hij een paar kruimels van zijn bovenlip veegde.
'Ja,' zei de horzel, en met een donkere blik keek hij naar de verte achter de woning van de hagedis, waar een zwarte populier stond te ritselen in de wind.
Hij slikte iets weg en vertelde toen aan de hommel wat hij allemaal niet had gedaan om van zijn somberheid af te komen. Hij had een maand lang alleen maar honing gegeten, hij had met één vleugel leren vliegen...
'Waarom?' onderbrak de hommel hem. 'Word je daar minder somber van?'
'Ik weet het niet,' zei de horzel, 'maar misschien wel.'
...hij had leren rekenen, leren zingen, leren gillen.
Maar niets had geholpen.
'Ik ben somberder dan ooit!' riep hij met een zware stem.
De hommel keek hem van opzij aan en zag de rimpels en de bedroefde mondhoeken in het gezicht van de horzel. Hij schudde zijn hoofd en begreep niet waarom de horzel niet ging gonzen, fladderen of buitelen. Er wat niets vrolijkers dan dat, meende hij.
'Als je eens ging gonzen...' zei hij.
'Ach,' zei de horzel, 'ik heb zo veel gegonsd. Tot ik het niet meer kon horen.'
'O ja?' zei de hommel verbaasd.
De horzel schraapte zijn keel en zei, met een stem die leek op het gerommel van de donder in de verte: 'Ik ben zó somber dat ik... dat ik...'
Hij sprak niet verder en legde zijn hoofd naast zijn bord op de tafel. Zijn schouders schokten.
Het was stil geworden. De andere gasten aten niet meer en keken naar de horzel. Iedereen had wel eens van somberheid gehoord, maar niemand wist hoe erg het was.
Toen stak de adder zijn hoofd omhoog en gleed van zijn plaats naar de stoel van de horzel. De horzel leek nog te snikken. De adder gleed naast hem en likte aan zijn rug.
'Dacht ik wel,' zei hij, 'dacht ik wel. Hij smaakt helemaal niet somber. Onzin.'
De horzel tilde zijn hoofd op en keek de adder giftig aan.
'Ik ben wél somber,' zei hij.
'Onzin,' zei de adder. 'Storm is somber. Droge modder is somber, glad zand. Maar jij niet.'
De adder snoof aan een van de vleugels van de horzel.
'Zie je wel,' zei hij. 'Je ruikt heel opgewekt. En hier reuk je zelfs fleurig.' Hij wees naar het puntje van de vleugel.
De olifant kwam nu ook dichterbij en rook aan de andere vleugel.
'Inderdaad,' zei hij. 'Hij ruikt heel opgewekt. Wat een leuke geur.'
Er ontstond luid geroezemoes, waarin het snikken van de horzel verloren ging. Toen ging iedereen weer verder met eten en feestvieren. De hommel verslikte zich bijna in een reusachtige meelsoes.
De horzel wierp donkere blikken om zich heen, maar niemand lette meer op hem.
Toen begon hij echt te snikken en werd hij overmand door een verschrikkelijk verdriet.

Uit: Toon Tellegen - Misschien wisten zij alles

2 opmerkingen:

The Woodcricket. zei

Hij is briljant. En ook een beetje hartverscheurend :)

Unknown zei

Het ging me vooral om het briljante gedeelte ;)